-
1 compter
compter [kõtee]2 meetellen ⇒ in tel zijn, belangrijk zijn, gelden♦voorbeelden:à compter de • vanafcompter de tête • uit het hoofd rekenencompter parmi, au nombre de • behoren tot, gerekend worden totcomptez sur moi • reken op mijcompter sur les doigts • op de vingers natellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tellen ⇒ optellen, uittellen3 verwachten ⇒ willen, van plan zijn4 berekenen ⇒ uitbetalen, betalen♦voorbeelden:on peut compter ses lettres • men kan zijn brieven op de vingers van een hand tellensans compter que • afgezien daarvan dat3 compter que • verwachten dat, ermee rekenen datv1) rekenen2) meetellen, belangrijk zijn3) (op)tellen4) (mee)rekenen5) verwachten, van plan zijn6) berekenen, betalen -
2 être
être1 [etr]〈m.〉♦voorbeelden:————————être2 [etr]1 zijn ⇒ afkomstig zijn (uit), deelnemen (aan), behoren (tot, aan), bezig zijn (met)2 zijn ⇒ zich bevinden, staan, zitten, liggen3 zijn ⇒ werkelijkheid zijn, bestaan, leven♦voorbeelden:1 est-ce que tu viens? • kom je?n'est-ce pas? • nietwaar?ne serait-ce qu'un moment • al is het maar een ogenblikc'est moi qui l'ai fait • ík heb dat gedaanc'est trois heures qui sonnent • het slaat drie uurc'est bien (de) lui • dat is net iets voor hem〈 informeel〉 c'est ça! • ziezo, dat is dat!voilà ce que c'est que de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo gaat het als, dat komt ervan alsen serez-vous? • komt u ook?ça y est • het is in orde, het is voor elkaarêtre bien, mal • zich goed, slecht voelenje suis à vous • (ik ben) tot uw dienstil est toujours à se plaindre • hij klaagt eeuwig en altijdtout est à refaire • alles moet overil n'est pas à ce qu'il fait • hij is er niet bij met zijn hoofdêtre après qn. • het op iemand begrepen hebbenle prix est de 200 francs • de prijs bedraagt 200 frankpour ce qui est de • wat betreftc'est que • dat is omdatsi ce n'était, n'était • zondersi j'étais de vous • als ik u wasavoir été voir qn. • iemand opgezocht hebbenoù en êtes-vous? • hoe ver bent u, hoe staat het met u?il n'en a rien été • er is niets van terechtgekomenvoilà ce qu'il en est • zo staat het ermeeil n'en est rien • daar is niets van waarne plus savoir où l'on en est • zich geen raad meer weteny être • thuis zijn; begrijpenje n'y suis pour personne • ik ben voor niemand te sprekenj'y suis • ik snap hetje n'y suis pour rien • ik heb daar niets mee te makencela peut être • dat is mogelijktoujours est-il que • toch, niettemin, in elk gevalun coquin s'il en est • een echte schurkainsi soit-il • het zij zoce temps heureux n'est plus • die gelukkige tijd is voorbijsoit! • het zij zo!II 〈 hulpwerkwoord〉1 zijn2 hebben3 worden♦voorbeelden:1. m1) wezen, schepsel2. v1) zijn2) hebben3) worden -
3 dernier
dernier [dernjee],dernière [dernjer]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 hoogst ⇒ grootst, uiterst3 laagst ⇒ ergst, minst4 vorig ⇒ verleden, laatst, jongstleden♦voorbeelden:en dernier • als laatstela petite dernière • het nakomertje, de jongstele dernier • de laatste〈 spreekwoord〉 rira bien qui rira le dernier • wie het laatst lacht, lacht het bestêtre de la dernière importance • uiterst belangrijk zijnle dernier des imbéciles • de grootste stomkopde dernière qualité • van de laagste kwaliteitêtre le dernier de la classe • de slechtste van de klas zijntraiter qn. comme le dernier des derniers • iemand als oud vuil behandelenle dernier des hommes • de allerslechtste persoonces derniers temps • de laatste tijd1. m1) de laatste2. dernier/-ièreadj1) laatst2) hoogst, grootst3) laagst, minst4) vorig, verleden -
4 exister
exister [egziestee]〈 werkwoord〉1 bestaan ⇒ er zijn, voorkomen2 leven♦voorbeelden:marchandises existant en magasin • in het magazijn aanwezige goederen〈 onpersoonlijk〉 il existe un commissariat de police dans chaque ville • er is een politiebureau in iedere stadv1) bestaan, er zijn2) leven3) [niet] tellen -
5 revêtir
revêtir [rəvettier]1 (be)kleden (met) ⇒ aandoen, hullen (in), bedekken (met)3 aantrekken ⇒ aandoen, aannemen♦voorbeelden:revêtir une grande importance • erg belangrijk zijnroute revêtue • verharde wegv1) (be)kleden (met), bedekken (met)3) aantrekken, aandoen -
6 être quelqu'un
être quelqu'un -
7 inégal
inégal [ieneegaal],inégaux [ieneegoo]1 ongelijk ⇒ niet even lang, groot, sterk♦voorbeelden:pouls inégal • onregelmatige polsslagavec un succès inégal • met wisselend succesterrain inégal • oneffen terreinadj1) ongelijk2) oneffen [terrein]3) ongelijkmatig, onregelmatig5) wisselvallig, wispelturig -
8 revêtir une grande importance
revêtir une grande importanceDictionnaire français-néerlandais > revêtir une grande importance
-
9 être d'une importance inégale
être d'une importance inégaleDictionnaire français-néerlandais > être d'une importance inégale
-
10 être de la dernière importance
être de la dernière importanceDictionnaire français-néerlandais > être de la dernière importance
-
11 large
large1 [laarzĵ]〈m.〉1 breedte2 open, volle zee♦voorbeelden:gagner, prendre le large • het ruime sop kiezenau large de Calais • ter hoogte van Calaistirer au large • er vandoor gaanau, du large! • aan de kant!→ long————————large2 [laarzĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 breed ⇒ ruim, wijd2 groot ⇒ aanzienlijk, belangrijk♦voorbeelden:adj1) breed, ruim2) groot, belangrijk3) ruimdenkend4) royaal -
12 grand
grand1 [grã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 groot ⇒ lang, ruim4 belangrijk ⇒ voornaam, groot6 edel♦voorbeelden:une grande heure • ruim een uurhomme grand • lange manil n'y a pas grand monde • er zijn weinig mensense faire grand • groot wordenà grands frais • tegen hoge kostenen grande pompe • met grote staatsiele grand • het groteun grand • volwassene; oudere leerlinggrands amis • dikke vriendengrand blessé • zwaar gewondegrand buveur • stevige drinkergrand froid • strenge kougrand jour • klaarlichte daggrand teint • kleurechtà grands coups • hevigau grand air • in de open luchtproduire au grand jour • aan het licht brengen, publicerenau grand jamais • nooit of te nimmerla Grande Guerre • de Eerste Wereldoorloggrand homme • beroemd, groot manle grand monde • de hogere standenaller grand train • snel gaanun grand • hooggeplaatst persoongrand prix • eerste prijs6 grandes actions • goede, edele dadende grand coeur • edelmoedig————————grand2 [grã]〈 bijwoord〉1 groot♦voorbeelden:voir grand • grootse plannen hebbenen grand • op grote schaal, grootscheeps1. adj1) groot2) lang, ruim3) hoog4) volwassen5) heftig, intensief6) belangrijk, voornaam7) groot-, opper-8) edel2. adv -
13 importance
importance [ẽportãs]〈v.〉♦voorbeelden:événement de première importance • zeer belangrijke gebeurtenisquelle importance? • wat doet het er toe?attacher de l'importance à qc. • gewicht hechten aan ietsse donner de l'importance • gewichtig doenêtre pénétré de son importance • verwaand zijnprendre de l'importance • belangrijk wordend' importance • veel, belangrijkusine de moyenne importance • middelgrote fabriekf1) belang, gewicht(igheid)2) aanzien3) omvang, grootte -
14 intérêt
intérêt [ẽteere]〈m.〉1 interesse ⇒ belangstelling, aandacht2 belang ⇒ voordeel, eigenbelang♦voorbeelden:prendre intérêt à qc. • belang in iets stellenépouser les intérêts de qn. • zich voor iemand inzettentrouver son intérêt dans • zijn voordeel doen metagir dans son intérêt, par intérêt • uit eigenbelang handelenplein d' intérêt • zeer belangrijk→ centreservir, payer des intérêts • rente uitkeren1. m1) interesse, belangstelling2. intérêtsm plrente, interest -
15 date
date [daat]〈v.〉♦voorbeelden:date limite • deadlinedate limite de consommation • ten minste houdbaar totde fraîche date • pas, recentde vieille, longue date • oud, van oude datumprendre date • een datum afsprekenà la date du …, en date du … • de dato …, gedateerd (op) …être le premier en date • als eerste in aanmerking komen, de oudste rechten hebbenfaire date • een belangrijk evenement zijn, een datum van bijzondere betekenis zijnf -
16 faire date
faire dateeen belangrijk evenement zijn, een datum van bijzondere betekenis zijn -
17 chat
chat [sĵaa],chatte [sĵaat]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:le Chat botté • de Gelaarsde Katchat tigré • cyperse katil n'y a pas un chat • er is geen kip te bekennenacheter chat en poche • een kat in de zak kopenappeler un chat un chat • het beestje bij zijn naam noemenavoir d'autres chats à fouetter • wel wat anders aan z'n hoofd hebben〈 spreekwoord〉 chat échaudé craint l'eau froide • een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steenécrire comme un chat • hanenpoten schrijvenelle est chatte • zij is aanhalig〈 spreekwoord〉 quand le chat n'est pas là, les souris dansent • als de kat van huis is, dansen de muizen op tafelil n'y a pas de quoi fouetter un chat • het sop is de kool niet waard, 't is niet belangrijkjouer au chat et à la souris • een spel van kat en muis spelen〈 spreekwoord〉 il ne faut pas réveiller le chat qui dort • men moet geen slapende honden wakker makenc'est toi le chat! • jij bent 'm!→ nuitmkat, poes -
18 lourd
lourd1 [loer]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:lourd chagrin • groot verdrietfaute lourde • ernstige foutfrais lourds • hoge kostenlourde hérédité • zwaar belaste erfelijkheidse sentir les jambes, les paupières lourdes • zwaar in de benen zijn, slaap hebbensilence lourd • drukkende stiltesommeil lourd • diepe slaaptemps lourd • drukkend weerune table lourde de livres • een tafel beladen met boekenune phrase lourde de menaces • een zin vol dreigementenlourd de conséquences • met ernstige gevolgenyeux lourds de sommeil • ogen die bijna dichtvallen van de slaapport en lourd • haven voor het verladen van zware goederenle lourd compact • zware goederen→ main————————lourd2 [loer]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:il fait lourd • het is drukkend (weer)ça ne fait pas lourd • dat is niet veel (geld)〈 figuurlijk, informeel〉 il n'en sait pas lourd, il n'en fait pas lourd • hij weet er niet veel van, hij doet niet veel→ coeur1. adj1) zwaar, lomp, traag3) drukkend2. advzwaar, belangrijk -
19 marque
marque [maark]〈v.〉1 merkteken ⇒ (ken)teken, (ken)merk, stempel2 bewijs ⇒ blijk, teken3 (waar)merk ⇒ (keur)merk, handelsmerk5 prent ⇒ spoor, afdruk♦voorbeelden:marques distinctives • kenmerken, merktekenen〈 figuurlijk〉 de marque • belangrijk, vooraanstaand, prominentmarque de fabrique • fabrieksmerkmarque déposée • gedeponeerd handelsmerkf1) merkteken, kenteken2) bewijs3) waarmerk4) brandmerk5) litteken6) vlek7) spoor, afdruk8) score [sport]9) startlijn [sport] -
20 marqué
marque [maark]〈v.〉1 merkteken ⇒ (ken)teken, (ken)merk, stempel2 bewijs ⇒ blijk, teken3 (waar)merk ⇒ (keur)merk, handelsmerk5 prent ⇒ spoor, afdruk♦voorbeelden:marques distinctives • kenmerken, merktekenen〈 figuurlijk〉 de marque • belangrijk, vooraanstaand, prominentmarque de fabrique • fabrieksmerkmarque déposée • gedeponeerd handelsmerkadj1) gemerkt2) gemarkeerd, getekend3) duidelijk4) gebrandmerkt
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Abe Lenstra — (1955) Abe Lenstra ([ ɑ:bə lɛnstɾa], * 27. November 1920 in Heerenveen; † 2. September 1985 ebenda) war ein niederländischer Fußballspieler. Er spielte seit de … Deutsch Wikipedia
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia
Wallonia — Wallonia, or Wallonie, ( fr. Wallonie, de. Wallonien, nl. Wallonië, wa. Waloneye) is the meridional part of Belgium belonging to the Romance linguistic field (about 3,4 millions inhabitants), in opposition to the Germanic linguistic field in the… … Wikipedia
Johan Derksen — Infobox Person name = Johan Derksen residence = flagicon|Netherlands Haastrecht, Netherlands other names = imagesize = caption = Derksen in 2007 birth name = Johannes Gerrit Derksen birth date = Birth date|1949|1|31 birth place = Heteren,… … Wikipedia